ARTIKELEN
Mr. dr. M.F. Nolen
Een verduidelijking van de positie van het bestuur van onderwijsorganisaties. Een reflectie op het adviesrapport van de Onderwijsraad /p. 6
In het adviesrapport van de Onderwijsraad ‘Een duidelijke positie voor schoolbesturen’ wordt de vraag gesteld wat nodig is om schoolbesturen de verantwoordelijkheid te laten waarmaken die hoort bij hun positie in het onderwijsbestel. Aanleiding voor het adviesrapport vormden de huidige discussie over de opdracht van onderwijsorganisaties en hun besturen en recente beleidsvoornemens. Het adviesrapport volgt op eerdere adviezen van de Onderwijsraad over onder meer schoolleiders, leraren en extern toezicht. Dit is het eerste adviesrapport van de Onderwijsraad dat zich specifiek richt op het bestuur van onderwijsorganisaties.
Prof. dr. mr. R. van Schoonhoven, B. de Grunt en mr. J. van den Brink
Het economisch claimrecht in perspectief/p. 15
De Hoge Raad wees een arrest over een zaak waarin het economisch claimrecht centraal stond. Dit claimrecht is opgenomen in art. 110 WPO en bepaalt dat het eigendomsrecht op het schoolgebouw en –terrein om niet wordt overgedragen aan de gemeente, wanneer de school ophoudt te bestaan. Het arrest geeft een interpretatie aan het claimrecht die anders is dan die waarvan gemeenten en schoolbesturen tot nu toe veelal uitgingen. Deze lijn heeft mogelijkerwijs niet alleen consequenties voor de vermogensrechtelijke afwikkeling van het beëindigen van het gebruik van een gebouw als school, maar kan ook relevant zijn voor de actuele balanspositie van schoolbesturen in het primair onderwijs.
Mr.dr. S. Philipsen
Vrijstelling van de Leerplicht op grond van richtingsbezwaren; enkele ontwikkelingen in de jurisprudentie van de Hoge Raad/p. 20
Het uitgangspunt van de Leerplichtwet 1969 is dat alle kinderen in de leerplichtige leeftijd naar school gaan. De Leerplichtwet verplicht ouders hiervoor zorg te dragen. In de Leerplichtwet is slechts een limitatief aantal gronden opgenomen op basis waarvan ouders van deze verplichting zijn vrijgesteld. De meest controversiële van deze vrijstellingsgronden is terug te vinden in art. 5, onderdeel b, LPW. Deze bepaling schrijft voor dat ouders die tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning gelegen scholen – waarop hun kind geplaatst zou kunnen worden – overwegende bedenkingen hebben, zijn vrijgesteld van de ingevolge de Leerplichtwet op hen rustende verplichtingen.